Zestig van Texel

Zondag 27 maart 2022 liep ik voor het eerst verder dan de marathon. Achttien kilometer om precies te zijn. Toen ik vier maanden geleden begon met trainen had ik één doel: sterk finishen. Dus niet snel, als eerste of als laatste maar: sterk. Dat is gelukt. En daarmee werd mijn eerste ultra een avontuur waar ik tijdens het lopen zelf, maar ook nu nog enorm van genoot en geniet.

Verslag Zestig van Texel
Finish Zestig van Texel (foto Bjorn Paree)

Voor mijn trainingen gebruikte ik het schema van Gerrit van Rotterdam, je vindt het op de website van de Zestig van Texel. Het is mij heel goed bevallen. Startend op een weekomvang van 30 kilometer bouw je geleidelijk op naar de topweken van rond de 100 kilometer. Tip: hou net als ik een logboek bij, je kunt dan nog eens terugbladeren en zien waar, wanneer en op welke schoenen een training mis ging. Zo ontdekte ik bijvoorbeeld dat ik steeds op dezelfde schoenen last van mijn hamstrings kreeg op de lange duurlopen.

Wedstrijdspecifiek trainen

Het parcours op Texel gaat over twaalf kilometer strand en is voor de rest grotendeels verhard. Hier in Haarlem kon ik daar goed op trainen: in veel van mijn trainingen liep ik deels over het strand en over de verharde fietspaden door de duinen. Het langste strandstuk was meteen één van mijn mooiste trainingen: via de Kennemerduinen naar Parnassia en over het strand naar paal 69 om daar de Waterleidingduinen in te gaan en zo terug te keren naar Haarlem. 

Hobbels

Als je vier maanden traint weet je dat er af en toe ‘dingetjes’ zijn. Zo kreeg ik in de derde week buikgriep waardoor ik vijf dagen niet kon lopen. Later in het schema kreeg mijn linkervoet kuren en kwam een oude bilspierblessure weer terug. In het geval van pijntjes en blessures verving ik mijn looptrainingen door fietsen. Daarbij moet je er in je agenda rekening mee houden dat het trainen meer tijd kost: voor een uurtje lopen zit je al gauw twee uur op de fiets. Waarmee ik mijn stokpaardje maar weer eens van stal haal: fietsen is voor watjes. 🙂

De lange afstand is vooral een energievraagstuk. De ‘muur’ na tweeëndertig kilometer is opgetrokken uit alle bananen en colabekers die je onderweg hebt laten staan.

Eten en drinken

Toen ik jaren geleden mijn eerste marathon liep had een oude rot mij al gewaarschuwd: de lange afstand is vooral een energievraagstuk. De ‘muur’ na tweeëndertig kilometer is opgetrokken uit alle bananen en colabekers die je onderweg hebt laten staan. Dat wilde ik me op Texel niet laten gebeuren. Mijn plan: om te beginnen elk half uur een gel. Die gels had ik bij me onderweg. Bij de drankposten deed ik het zo: bij de ene drankpost nam ik twee bekers water, bij de volgende cola. Dat wisselde ik telkens af. Bij kilometer 30 en 45 pakte ik nog eens extra uit. 

Eten en drinken hardlopen ultra
Eten en drinken tijdens een ultra

Vet en eiwit

Top van Texel is dat je bij de start verzorging voor onderweg kunt achterlaten. Die werd dan keurig voor je klaargezet op de verzorgingspost van jouw keuze. Ik had twee koekblikken gevuld met eten en drinken: één voor de 30 km post en één voor de 45 km post. 

De inhoud van een blik: een Melkunie Protein yoghurt (200 gram), een colaatje van 150 ml, een Nakd energiereep en een dubbele plak kruidkoek met roomboter. Daarmee leerde ik een andere belangrijke les: eten gaat beter tijdens de eerste helft. Vooral de kruidkoek op 45 was een struggle, ik denk dat ik er vijf kilometer mee heb geworsteld voordat ‘ie op was. Toch ben ik blij dat ik het zo heb aangepakt: ik voelde me de hele race goed gevuld en beschikte steeds over voldoende energie.

De loop zelf

Eind vorig jaar liep ik met loopmaatje Rick al op Texel, tijdens een door de organisatie aangeboden verkenningsloop van achtentwintig kilometer. Een aanrader: je kunt oefenen met je tempo en je leert een groot deel van het parcours kennen (in ons geval de eerste helft, tot de Slufter dus inclusief het strandstuk). Tijdens deze loop kreeg ik ook de gouden tip van een Texel-veteraan: zorg dat je bij het ronden van de vuurtoren nog fris bent. 

Die zondag 27 maart was het waanzinnig mooi weer. Een zuchtje wind uit het noordoosten en bij de start een heerlijke tien graden. Dus op de heenweg nauwelijks tegenwind en op de terugweg een briesje in de rug. Het strandstuk viel niet tegen maar toch is het fijn als het achter de rug is. Nu was ik vooral benieuwd naar die vuurtoren… Dat die op het noordpuntje van het eiland staat wist ik maar niet hoe ver dat lopen was. Nu wel: na 35 kilometer tik je de toren aan en begin je aan de terugweg. Ik voelde me daar prima dus dat gaf veel vertrouwen. Bij kilometer 38 een flinke inzinking die achteraf grappig is: ‘nog twaalf kilometer!’ klaagde ik. Om meteen daarna te bedenken dat dat tweeëntwintig moest zijn. Dat was niet zo goed voor de moraal. 🙂

Omdat lopen voor mij nooit af is nog een tip: zet de ultra niet op je bucketlist maar train er goed en zorgvuldig voor. Dat scheelt alles onderweg.

Tussen 40 en 50 had ik veel aan de strategie van het in stukjes hakken, telkens vijf kilometer. Je begint dan ook te merken dat de conditie prima is maar de benen licht gaan protesteren. Vanaf 50 kilometer werd dat steeds meer voelbaar: de hartlongmachine floot een vrolijk deuntje maar de benen begonnen af en toe flink te haperen. Ver vooruit plannen lukte niet meer, ik richtte me nu vooral op elk volgend schaap (daar zijn er veel van op Texel) of een volgende narcis in het gras. Met op twee kilometer voor de finish een stommiteit: een gel gepakt (waarom?) en daar kotsmisselijk van geworden. Maar daar was de finish, daar was Rick, I did it! Heel sterk, heel moe, heel trots. 

Omdat lopen voor mij nooit af is nog een tip: zet de ultra niet op je bucketlist maar train er goed en zorgvuldig voor. Dat scheelt alles onderweg: bij elke dip op Texel wist ik dat ik het zou halen. Omdat ik er alles aan gedaan had in de training. 

Verlaufen

Verdwaald in de Eifel

Verdwaald in de Eifel

Ook deze zomervakantie was ik weer in de Zuid-Eifel, met mijn gezin. Drie weken op de camping dus alle tijd om nieuwe trails te ontdekken voor de loopgroep. Dat dat soms lastiger is dan gedacht heb ik aan den lijve ondervonden helaas.

Startpunt: Mauel

Na het eten van een krentenbol smeerde ik me in met zonnebrand en stapte in de auto richting Mauel, 10 minuten rijden van onze camping. Zo startte ik om precies 9 uur ’s ochtends aan een trail die volgens mijn gegevens ruim 20 kilometer zou duren. Dat was het idee, de praktijk bleek anders. 🙂

Ik was toch goed voorbereid?

Inmiddels heb ik in de afgelopen vier jaar honderden kilometers gerend door de Zuid-Eifel. Daarom weet ik inmiddels dat routebeschrijvingen, bewegwijzering en, vooral, 3G van beroerde kwaliteit zijn. Dus heb ik altijd een papieren stafkaart, een kompas en mijn mobiel bij me. Zo ben ik, tot deze trip in augustus, altijd na kortere of (meestal) langere tijd weer ’thuis’ gekomen.

Verouderd routeverslag en nergens bordjes

Dit keer ging het echt mis. Ik moest van begin af aan al regelmatig stoppen om met behulp van kaart en kompas soep te koken van de zeer summiere routebeschrijving. Wat de situatie verergerde was dat er nergens bordjes op bomen of palen hingen. Die zijn er ooit wel geweest maar zijn waarschijnlijk na jaren dienst doorgerot, op de grond gevallen of omgehakt. Na een kilometer of 20 was ik dus nog lang niet in Mauel en had ik eigenlijk geen idee meer waar ik was. Ik zag alleen maar bomen, bomen, bomen.

En nu?

Na bijna vier uur onderweg te zijn geweest was ik er klaar mee. Water en reepjes waren op en ik had geen idee waar ik was. Bovendien begon de lucht snel donker te kleuren en stond ik ergens op een top van 700 meter alleen in het bos. Mijn tip 🙂 : loop als je het echt niet meer weet net zolang één kant op (dat kan als je een kompas bij je hebt heel eenvoudig) en hoop dat je ergens een weg of dorp kruist. In mijn geval belandde ik na nog een kwartier lopen op de L12 en kon ik liftend terug naar mijn auto.

Wat hebben we geleerd? 🙂

Deze waterfilter past in je handpalm

Deze waterfilter past in je handpalm

Zorg als je gaat trailen in onbekend terrein in elk geval voor een goede kaart, een kompas en voldoende eten en drinken. Zo ben je voorbereid op een tocht die langer uitpakt. Ook heb ik na dit avontuur gelijk een waterfilter gekocht: zo had ik ook nog kunnen drinken uit de Prüm die ik uiteindelijk opzocht om mijn hoofd, polsen en voeten te koelen.

Maar nu heb ik de GPX, ha!

Twee dagen hierna heb ik de route opnieuw gedaan, nu op de mountainbike. Hoewel die ook 25 kilometer bleek te zijn kwam ik netjes weer terug in Mauel, bij de auto. Een prachtige tocht! Ruim 800 hoogtemeters, vooral het stuk terug naar Mauel (single track met meteen links naast je een duik van 200 meter richting rivier de Prüm) is adembenemend mooi.

Eind juni 2019 zijn we weer in de Zuid-Eifel, dat weekend is vol. Maar in september 2019 gaan we naar het Teutoburgerwoud en kun je nog mee!

Je eerste marathon (tips)

Ben jij aan het trainen voor je eerste marathon? Ik liep afgelopen zondag míjn eerste, in Amsterdam. Daarbij viel een aantal dingen mee, en een aantal tegen. Misschien heb jij wat aan mijn tips, ik wens je in elk geval een schitterende race!

Tips eerste marathon

Je eerste marathon

Volg een pacer
Bij de meeste marathons kun je meelopen met een ‘haas’, een pacer. Deze ervaren man of vrouw loopt een vlak tempo en zorgt ervoor dat je binnen de afgesproken tijd onder de finish doorloopt. De eindtijd staat op de ballon die boven de pacer hangt. De pacer kan je ook op moeilijke momenten moed inspreken of onderweg tips geven bij de verzorgingsposten. In mijn geval was de pacer helemaal fijn omdat na twee kilometer mijn horloge kuren kreeg.

Start niet te snel
Een open deur maar zeker bij een grote marathon als Amsterdam o zo belangrijk. Het is dringen geblazen die eerste kilometers, iedereen zoekt een plekje en een ritme in de eindeloze rij lopers die in beweging komt. Zelf vond ik het een bijna claustrofobische ervaring. Maar door rustig te blijven ademen en erop te vertrouwen dat het straks rustiger wordt kom je gauw genoeg in een fijn ritme. Dat die eerste kilometers misschien langzamer gaan dan gepland geeft niks, je hebt nog een heel eind om dat weer goed te maken.

Dat die eerste kilometers misschien langzamer gaan dan gepland geeft niks

Weet wat je eet (en drinkt)
Ik had met stift mijn voedingsplan op mijn hand geschreven, een aanrader. I stond voor beker Isostar, W voor beker water, en G voor een gel. Kijk vooraf op de site van de marathon op welke kilometerpunten de verzorgingsposten staan en trek zo je plan. Omdat ik wist dat het warm zou worden heb ik elke verzorgingspost wat genomen: de eerste keer een beker Isostar en bij de volgende post een beker water en een gel, dat wisselde ik zo grofweg elke 5 kilometer af. De gels had ik bij me, drie in totaal. Dat was gelukkig genoeg, meer konden er niet in mijn piepkleine broekzakje.

Speciaal bij warm weer: zorg ook dat je regelmatig bij de posten een beker water of een spons in je nek, boven je hoofd of in je gezicht leegt. Drinken is namelijk net zo belangrijk als het koelen van je lichaam. Vanaf een kilometer of 32 ben ik trouwens redelijk los gegaan bij de laatste posten: als een nijlpaard in Artis opende ik mijn mond en stopte er alles in wat ik maar van de tafel kon grabbelen. Je kunt dan alle energie gebruiken die je te pakken krijgt.

Drinken is namelijk net zo belangrijk als het koelen van je lichaam

Loop in het moment
Eén van de heftigste dingen aan de marathon vond ik het ontbreken van elke referentie. Inmiddels heb ik alle afstanden tussen de 5 en 21 kilometer al tientallen keren gelopen, een aantal keer ook best hard. Zo bouw je in de loop der jaren het vertrouwen en de ervaring op om een race goed ‘in te delen’. Maar hoe doe je dat met 42 (tweeenveertig!) kilometer voor de boeg?! Met deze vraag worstelde ik vooral de eerste 10 kilometer: hoe ik ook rekende, het bleef een keihard feit dat ik nog steeds meer dan 32 kilometer te gaan had, en zelfs díe afstand had ik nog nooit gelopen (ik trainde met Sportrusten).

Hier bracht de pacer uitkomst: toen ik hem vertelde van mijn getob zei hij simpelweg dat ik vertrouwen moest hebben. In mijn trainingen en hoe ik er nu bij liep: een gesprek voeren ging goed en ook het tempo hield ik mooi vast. ‘Blijf bij elke post eten en drinken en loop in het moment. Wat straks komt is voor later’. En zo bleek het ook te zijn. ☺

Techniek boven tempo
Na een kilometer of 32 diende zich bij mij de volgende uitdaging aan: ik begon in te zakken, letterlijk. Mentaal en conditioneel kon ik nog wel even door maar mijn lichaam vond het inmiddels wel genoeg. Wat mij toen enorm hielp was focussen op mijn ‘techniek’: steeds weer je lichaam strekken, fier lopen. Je armen echt blijven zwaaien en je adem op orde krijgen. En hoe beter dat lukte hoe vlotter ik liep, heel gaaf. Het geeft ook afleiding, je doet even wat anders dan kilometers aftellen.

Tenzij er een piano op je hoofd valt weet je 100% zeker dat je gaat finishen

Tempo volgt op techniek

Je gaat het halen
Na kilometer 35 wordt dan ineens alles makkelijker: tenzij er een piano op je hoofd valt weet je 100% zeker dat je gaat finishen, al moet je kruipen. Dat gaf mij zoveel energie dat ik de laatste kilometers het tempo opeens makkelijker kon vasthouden, zo voelde het althans.

(Wat zeker motiveerde was het feit dat ik rond kilometer 35 bij een post in botsing kwam met een andere loper: door het gedoe daarna liep opeens de pacer 200 meter voor me. De volgende zeven kilometer heb ik maar één ding gedacht: wat er ook gebeurt, voordat we het tartan in het Olympisch stadion oplopen haal ik je weer bij. Dat lukte wonderwel en met een laatste eindsprint was mijn eerste marathon een feit, in de 3:30 op het ballonnetje van de pacer.)

Halve van Den Helder 2017: geweldige race ook zonder PR

Napraten na de Halve van Den Helder 2017

Foto Halve van Den Helder 2017

In de serie Loopverhalen blik ik terug op loopjes die me bij blijven. Dit keer de Halve van Den Helder 2017. Leestijd: 4 minuten. 🙂

Vandaag de Halve van Den Helder, samen met Sebastiaan. In de auto naar Den Helder legden we onze plannen naast elkaar: Sebas wilde in 4:15 per kilometer of iets rustiger starten en dan steeds wat versnellen als ’t kon. Ik zette in op 4:10 voor de eerste helft en dan, indien de benen goed bleven, de tweede helft nog wat versnellen. Komt die cliffhanger: het liep allemaal weer eens heel anders. 🙂

Start te hard

Even inlopen en door naar start, lekker vooraan. Het viel me toen al op dat een plaatje van een zonnetje met 19 graden erbij buiten op straat gewoon warm is. Startschot! Ik voelde meteen dat de benen goed waren en had zin in wat voor me lag. Een groepje van vijf mannen liep een fijn tempo en daar nestelde ik me meteen maar in. Ze liepen te hard maar daar wilde ik vandaag eens niet moeilijk over doen. En Sebastiaan? Die malle liep dáár weer voor, ik schat de eerste vier kilometer onder de 4 minuten op de km.

De eerste vijf kilometer werd zo afgewerkt in telkens 4:05 op de kilometer. Mooi om eens in een groep te lopen, telkens nam iemand anders de kop als de wind vervelend stond. Regelmatig riep Ronald (die kende ik toen nog niet, rechts op de foto na afloop): ‘jongens dit gaat te hard!’. Omdat ik natuurlijk niet wist wat die groep van plan was liet ik dat voor wat het was maar een beetje zorgen maakte ik me wel. Zeker toen Ronald dat zinnetje vaker ging roepen.

We gingen inderdaad te hard

Tussen kilometer 5 en 10 bleek voor een aantal van ons dat we inderdaad te hard liepen. Het groepje dunde uit maar ik vond het tempo nog fijn dus bleef hangen. Sebastiaan moest rond kilometer 5 naar de WC en dan is weer aanhaken lastig en risicovol, een tussensprint met die tempo’s is niks. Hij besloot alleen verder te gaan vanaf daar. Ik liep inmiddels met Ronald en nog twee anderen. So far so good, we bereikten bij km 10 weer een drinkpost en ik nam water en een spons. De volgende kilometers, terug onder de dijk naar de vuurtoren waren gewoon ruk. Je tempo vasthouden in de tweede helft is één ding, de wind dan nog pal op je neus maakt het er allemaal niet leuker op.

14 kilometer onder de 59 minuten, PR nog in zicht

Inmiddels liep ik nog alleen met Ronald, om en om op kop. Richting de vuurtoren loopt het flink op voordat je de dijk opdraait voor de laatste 7 kilometer. Ik hield mezelf voor dat bij km 14 water was én dat we vervolgens met wind mee terug naar de finish zouden vliegen. Het water was er inderdaad, km 14 rondde ik nipt onder de 59 minuten dus alles was nog mogelijk. Maar het vliegen werd overleven met benen die langzaamaan vol begonnen te lopen.

Op de dijk terug: wat ga ik doen?

Ronald liep tot overmaat van ramp ook nog eens van me weg dus in mijn uppie begon ik aan ruim vier kilometer dijk. Wat me overeind hield was dat ik eigenijk voor het eerst in een race voelde dat het écht niet harder kon: mijn adem was prima maar mijn benen negeerden gewoon mijn verzoek om harder rond te draaien. Hoe ik ook ploeterde ik kwam niet meer onder de 4:09. Km 15, 16 en 17 trokken voorbij, bij km 18 zou er weer water zijn! Maar op het 18 km bordje zat alleen een meeuw, dat was een enorme domper. Honderd meter verderop zag ik een vlag en wat mensen, ik besloot hoe dan ook daar te stoppen voor water en 5 seconden rust. Wat is het dan verschrikkelijk als blijkt dat ook daar de verversingspost niet is. Een DJ keek me glazig aan en startte een nieuwe beat, ik stond daar stil en vroeg me af: wat ga ik doen?

Een haas met maagproblemen redt mijn race

Op dat moment ben ik echt gered door Ronald. Hem was ik na km 15 weer gepasseerd: direct nadat hij van me wegliep hoorde ik hem vreselijke geluiden maken en in tempo terugvallen. Maagproblemen. Nu pikte hij míj weer op en ik wist, als ik nu niet aanhaak is de race voorbij. En de drankpost? Die bleek 50 meter verder, om de hoek. Toen ik daar voorbij was wist ik twee dingen: ik had tot km 18 op een eindtijd van 1:28 gelopen. En twee: dat ging vandaag echt niet meer gebeuren want ik was nu vooral blij dat ik het leven had.

1:29 maar veel geleerd en genoten!

Super gaaf aan lopen is (achteraf vaak 🙂 hoe breekbaar een race is: ik verknalde in 2 km een race die tot en met km 18 wees op een PR op de halve. Want km 19 en 20 duikelden naar 4:30 op de km, blij was ik dat ik de laatste km nog kon terugkomen naar 4:13. Ronald kwam een kleine minuut na mij binnen en ging als derde het podium op bij M50, ik zelf 7e bij M45. We praatten lang na en waren het erover eens dat we allebei tot het gaatje waren gegaan. Heerlijk!

Bruggenloop Rotterdam 2016: PR met een gouden randje

Bruggenloop 2016

In de serie Loopverhalen blik ik terug op wedstrijden die me bij blijven. Deze keer de Bruggenloop 2016 in Rotterdam, waar ik de 15 kilometer liep.

Zondag 11 december 2016, ik arriveer ’s middags met loopmaatje Sebastiaan in Rotterdam. Ik ben nerveus. Super opgefokt ook. De hele santenkraam trekt weer door mijn hoofd en hart: waarom, kan ik, wil ik, wat als, wat is lekker lopen, etc. Sebas gaat ‘gewoon eens kijken vandaag’, waarom kan ik dat niet, gewoon eens kijken? Eerst maar eens omkleden.

Niet klaar voor de start, af

In de toiletruimte: met tientallen mannen spugen, boeren en winden tijdens het plassen. Ik heb het nu niet meer. Wil eigenlijk stiekem door het wc-raampje naar buiten klauteren en door Rotterdam gaan wandelen. Fuck die race, rot op met je hardlopen. Maar ook voel ik me weer observator van deze gedachten, voel ik dat dit het ritueel is waar ik doorheen moet om straks als een dolle stier de race in te springen.

In het startvak

Daar bedenk ik me dat ik Dion moet laten weten waar ik sta. Deze supergast leerde ik kennen in het ziekenhuis, hij in het wit, ik was geel. Later werden we vrienden op Facebook en bood hij aan mij hier te hazen. Te gek. Maar nu ben ik zo down dat ik gewoon de moed niet heb hem op te zoeken. Voel me daar extreem lullig over maar het gaat gewoon even niet, nu. Knal, startschot. Jaaaaaaaaa, ik mag eruit, vrij, hoofd uit, benen aan, gaan!

Daar is Dion

De eerste paar kilometer gaan prima, naast Sebastiaan. Op het schema dat ik in gedachten heb: op 39:30 doorkomen op de 10 en dan in 20:30 de laatste 5 km pakken om in 60 minuten te finishen. Maar wie struint daar heen en weer door de rijen lopers, welke dwaas haalt me uit mijn concentratie? Dion! Die mafkees heeft zich twee kilometer lang door honderden lopers gewerkt, heeft ze stuk voor stuk in het gezicht gekeken en op die manier mij gevonden. Tijd om heel veel dingen te zeggen die ik nu voel heb ik niet. Hij neemt de leiding over en vanaf dat moment doe ik alles wat hij zegt, wijst of laat.

O ja de race

Die ging fantastisch. Dion heeft 0 (nul) keer hoeven zeggen dat we harder moesten. Zei wel 100 keer: het gaat goed zo, het gaat prima. Hij hield in of versnelde als het nodig was, ik deed wat hij deed en genoot. Bij zes kilometer een massieve inzinking, oké, maar dat hoort erbij. Je wordt moe, trekt 6 van 15 af en bedenkt dat je in dit tempo nog heel lang moet hollen. Maar dat gaat voorbij, je werkt je de bruggen op en wordt er aan de andere kant door je haas vanaf geslagen in tempo’s die ik achteraf gevaarlijk vind. Ja het was feest na 12 kilometer, ik wist dat ik het ging halen, geweldig!

Finish en start

De laatste 100 meter waren zo wonderschoon, zo mooi. Ik keek terug op 2016, de hoogtepunten, de dieptepunten. En nu ging ik hier gewoon de 15 km onder het uur pakken, in 59:41 om precies te zijn. Na de finish vloog ik Dion in de armen en hopste als een malle met hem in het rond. Ook omdat ik toen al wist dat hij en ik elkaar vaker zouden gaan treffen, dat was helder. Een prachtig PR en een nieuwe vriendschap rijker stapte ik met Sebastiaan in de auto (o ja hij liep ook fantastisch trouwens). Toen ik van aanstichter Nicoline een SMS ontving ‘en, hoe ging het?’ heb ik daar even over zitten denken voor ik antwoordde: Ja jankend binnen, na het ziek zijn en zo.

Vijftien kilometer twijfelen in de duinen

In de serie Loopverhalen blik ik terug op wedstrijden die me bij blijven. Deze keer de Lions Heuvelloop 2015, waar ik de 15 kilometer liep.

Lions Heuvelloop 2015

Lions Heuvelloop 2015

‘Tweede paasdag liep ik de Lions Heuvelloop in Overveen. Vijftien kilometer, het grootste deel door de duinen. Omdat ik een week eerder in Zandvoort de 12 km in ruim 50 minuten liep mikte ik voor de Lions op een tijd tussen de 61 en 63 minuten.

Raceplan

Plan was om de eerste paar kilometer (en de laatste, namelijk dezelfde route maar dan terug) onder of rond de vier minuten per kilometer te lopen, te zien wat de duinen zouden brengen maar ook daar gewoon flink door te stomen. Op de fiets naar de start maakte ik me wel wat zorgen, een duinloop is niet echt een ‘walk in the park’.

De eerste vijf kilometer: twijfel

De eerste vijf kilometer kostte me ruim 20 minuten, dat gaf vertrouwen want ik lag langer op die vier minuten koers dan gedacht. Toen gebeurde er twee dingen kort op elkaar, in de juiste volgorde. Eerst bedacht ik me dat 15 kilometer min 5 kilometer 10 kilometer is, en de moed zonk me in de schoenen, ging ik dit wel redden? Op dat moment werd ik bijgelopen door een andere loper. En dat was precies de juiste timing. Ik haakte aan en werd door de zwaarste twee kilometer (voor mij) van de race gesleept, kilometer 6 en 7. Gingen we heuvelop dan pakte ik de kop, gingen we weer naar benee dan draafde hij voorop. Zo ging dat tot aan de finish. Maar daar waren we nog niet. 🙂

Van vijf naar tien kilometer: nog meer twijfel

Vanaf kilometer 8 vonden we een prachtige cadans en draafden weer rond de 4 minuten onze kilometers. Dat gaf bij kilometer 10 een tweede moed-schoenen-zak moment: ik passeerde dat punt in een nieuwe 10 kilometer PR en moest nog 5 kilometer, heel vreemd. Of niet en ik zou 500 meter later op de grond zakken. Op dat moment werd ik me ervan bewust dat we niet met z’n tweeën liepen maar dat er al kilometers lang een ‘derde man’ met ons meeliep. Het was deze man die uiteindelijk mijn race maakte (en ik de zijne zo vertelde hij na de finish).

De laatste vijf kilometer: met de moed der wanhoop

Had ik namelijk het stoere plan om op z’n vroegst op 13,5 kilometer, even-tu-eel, te versnellen, man 3 schoof bij kilometer 11 langszij en begon tempo te maken. Dat zijn momenten die je bijblijven. Want het is dan heel duidelijk: aanhaken of je race verknallen want solo doorsukkelen. Dus zo goed en zo kwaad aan niets proberen te denken, niets proberen te voelen, alleen de hakken van je voorganger in de gaten houden en lopen lopen lopen. Op de Zeeweg merk je dan opeens dat die flink stijgt richting de finish, doorbijten. Maar ik hield stand en herpakte me heuvelafwaarts.

Binnen!

Eenmaal op één kilometer van de finish versnelden we alledrie voor een laatste krachtmeting, geweldig. Ik noteerde uiteindelijk 61 minuten en 30 seconden, exact zoals gehoopt dus. De eerste loper die zich bij mij aansloot heb ik niet meer gezien helaas. Hans, de derde man (nr 283 op de foto), wel. Hij werd tweede bij M50, ik zevende bij de iets jongere oudjes. We hadden na de finish een mooi gesprek, over de magie van ruim een uur sprakeloos samen genieten, lijden en weer genieten. Volgend jaar weer!’

Gewoon je bek houden en lopen

In de serie Loopverhalen blik ik terug op wedstrijden die me bij blijven. Deze keer de Halve van Haarlem 2015, waar ik de halve marathon liep.

Verslag Halve van Haarlem 2015

Verslag Halve van Haarlem 2015

‘Vanmiddag de halve marathon gelopen met Sebastiaan Kemps. Plan was om op 4:20 per kilometer weg te gaan en dan wellicht nog ergens te versnellen. Toen we door de Zijlstraat holden had ik al een vaag gevoel van ‘hé is dit niet een tikkie harder?’. Maar toen had Kemps nog niet verteld dat we deze keer een positive split gingen lopen: het gas erop de eerste tien kilometer en dan indien nodig wat verval. Omdat we al onderweg waren had ik niet veel opties: aanhaken en aan leuke dingen denken. 🙂

Hardlopen over het Visserspad naar Zandvoort

De eerste kilometers waren vooral een gevecht met mijn gedachten (what’s new?). ‘Kan dit wel, doet die knie niet pijn, haal ik nog adem?’ Maar dan komt gelukkig altijd dat moment dat het tempo, het heerlijke weer en glad asfalt hun werk gaan doen: gewoon je bek houden en lopen. De klim richting Visserspad was even doorbijten maar eenmaal boven vlogen we naar Zandvoort. Soms trapte ik even op de rem, soms Sebastiaan. Om adem te tanken en het lijf kort door de APK te halen. Nadat we het Duinpieperpad weer achter ons lieten voor de terugweg kreeg ik het tijdelijk zwaar.

Hardlopen naar de Zandvoortselaan

Want de doorsteek naar de Zandvoortselaan was wel afzien. Ik had mentaal niet echt happy thoughts over een gelukkige afloop en mijn enkels, altijd na 12 kilometer, gingen pijn doen. Maar we kwamen weer op bekend terrein en dat is altijd lekker. Hoewel ik tot kilometer 16 echt mijn wat langere dip had. Die verdwijnt ook weer maar moet je toch op een positief opbouwende manier zien te overbruggen. 🙂 Maar eenmaal voorbij kilometer 18 was het wel duidelijk: ik ging gewoon net zo hard binnenkomen als in Leiden, op een veel pittiger parcours.

Als dan de Zijlstraat opdoemt en je bent nog steeds boven Jan, man dat is een goed gevoel! Samen binnen komen en samen vieren dat je loopt, leeft en gezond bent. We zijn een bevoorrecht clubje, als hardlopers.