Ben jij aan het trainen voor je eerste marathon? Ik liep afgelopen zondag míjn eerste, in Amsterdam. Daarbij viel een aantal dingen mee, en een aantal tegen. Misschien heb jij wat aan mijn tips, ik wens je in elk geval een schitterende race!
Volg een pacer
Bij de meeste marathons kun je meelopen met een ‘haas’, een pacer. Deze ervaren man of vrouw loopt een vlak tempo en zorgt ervoor dat je binnen de afgesproken tijd onder de finish doorloopt. De eindtijd staat op de ballon die boven de pacer hangt. De pacer kan je ook op moeilijke momenten moed inspreken of onderweg tips geven bij de verzorgingsposten. In mijn geval was de pacer helemaal fijn omdat na twee kilometer mijn horloge kuren kreeg.
Start niet te snel
Een open deur maar zeker bij een grote marathon als Amsterdam o zo belangrijk. Het is dringen geblazen die eerste kilometers, iedereen zoekt een plekje en een ritme in de eindeloze rij lopers die in beweging komt. Zelf vond ik het een bijna claustrofobische ervaring. Maar door rustig te blijven ademen en erop te vertrouwen dat het straks rustiger wordt kom je gauw genoeg in een fijn ritme. Dat die eerste kilometers misschien langzamer gaan dan gepland geeft niks, je hebt nog een heel eind om dat weer goed te maken.
Dat die eerste kilometers misschien langzamer gaan dan gepland geeft niks
Weet wat je eet (en drinkt)
Ik had met stift mijn voedingsplan op mijn hand geschreven, een aanrader. I stond voor beker Isostar, W voor beker water, en G voor een gel. Kijk vooraf op de site van de marathon op welke kilometerpunten de verzorgingsposten staan en trek zo je plan. Omdat ik wist dat het warm zou worden heb ik elke verzorgingspost wat genomen: de eerste keer een beker Isostar en bij de volgende post een beker water en een gel, dat wisselde ik zo grofweg elke 5 kilometer af. De gels had ik bij me, drie in totaal. Dat was gelukkig genoeg, meer konden er niet in mijn piepkleine broekzakje.
Speciaal bij warm weer: zorg ook dat je regelmatig bij de posten een beker water of een spons in je nek, boven je hoofd of in je gezicht leegt. Drinken is namelijk net zo belangrijk als het koelen van je lichaam. Vanaf een kilometer of 32 ben ik trouwens redelijk los gegaan bij de laatste posten: als een nijlpaard in Artis opende ik mijn mond en stopte er alles in wat ik maar van de tafel kon grabbelen. Je kunt dan alle energie gebruiken die je te pakken krijgt.
Drinken is namelijk net zo belangrijk als het koelen van je lichaam
Loop in het moment
Eén van de heftigste dingen aan de marathon vond ik het ontbreken van elke referentie. Inmiddels heb ik alle afstanden tussen de 5 en 21 kilometer al tientallen keren gelopen, een aantal keer ook best hard. Zo bouw je in de loop der jaren het vertrouwen en de ervaring op om een race goed ‘in te delen’. Maar hoe doe je dat met 42 (tweeenveertig!) kilometer voor de boeg?! Met deze vraag worstelde ik vooral de eerste 10 kilometer: hoe ik ook rekende, het bleef een keihard feit dat ik nog steeds meer dan 32 kilometer te gaan had, en zelfs díe afstand had ik nog nooit gelopen (ik trainde met Sportrusten).
Hier bracht de pacer uitkomst: toen ik hem vertelde van mijn getob zei hij simpelweg dat ik vertrouwen moest hebben. In mijn trainingen en hoe ik er nu bij liep: een gesprek voeren ging goed en ook het tempo hield ik mooi vast. ‘Blijf bij elke post eten en drinken en loop in het moment. Wat straks komt is voor later’. En zo bleek het ook te zijn. ☺
Techniek boven tempo
Na een kilometer of 32 diende zich bij mij de volgende uitdaging aan: ik begon in te zakken, letterlijk. Mentaal en conditioneel kon ik nog wel even door maar mijn lichaam vond het inmiddels wel genoeg. Wat mij toen enorm hielp was focussen op mijn ‘techniek’: steeds weer je lichaam strekken, fier lopen. Je armen echt blijven zwaaien en je adem op orde krijgen. En hoe beter dat lukte hoe vlotter ik liep, heel gaaf. Het geeft ook afleiding, je doet even wat anders dan kilometers aftellen.
Tenzij er een piano op je hoofd valt weet je 100% zeker dat je gaat finishen
Je gaat het halen
Na kilometer 35 wordt dan ineens alles makkelijker: tenzij er een piano op je hoofd valt weet je 100% zeker dat je gaat finishen, al moet je kruipen. Dat gaf mij zoveel energie dat ik de laatste kilometers het tempo opeens makkelijker kon vasthouden, zo voelde het althans.
(Wat zeker motiveerde was het feit dat ik rond kilometer 35 bij een post in botsing kwam met een andere loper: door het gedoe daarna liep opeens de pacer 200 meter voor me. De volgende zeven kilometer heb ik maar één ding gedacht: wat er ook gebeurt, voordat we het tartan in het Olympisch stadion oplopen haal ik je weer bij. Dat lukte wonderwel en met een laatste eindsprint was mijn eerste marathon een feit, in de 3:30 op het ballonnetje van de pacer.)